Het is weer zover: de krokusjes staan weer in bloei. Bomen lopen uit en krijgen zowaar al kleur. Een wit vrachtwagentje komt eraan gereden en mannen in oranje kleding stappen uit. Zij dragen een schop en een hark en gaan de grond tussen de struiken te lijf. Een vogel vliegt weg. Een man haalt stukken zwerfvuil weg. Alles wordt geschoffeld en aangeharkt. Na een week hard werken ligt het park er als een pronkjuweel bij. Je zou zelf zover kunnen gaan te fantaseren dat je vriend langoor al ziet met zijn mandje vol lekkernijen. Huppelen doet hij niet want hij is al aardig aan het uitdijen voor de eerstvolgende kerst. Dan fungeert hijzelf namelijk als feestmaal.

Ook in dit seizoen is de mens bezig met zijn gezondheid. Zowel mannen als vrouwen proberen op hun manier hard te lopen, op speciaal schoeisel en in joggingpakken met kleuren waar je scheel van wordt. Bij sommige vrouwen zwiebert en zwabbert er van alles in die niets verhullende joggingpakken. De stappen die zij nemen zijn niet groter dan één schoenlengte. Zwetend en puffend sjokken zij voort. Draden met kwijl en snot voor zich uitstotend. Een hond kijkt er minachtend naar.
Een ambulance met blauw zwaailicht siert de zaak op. Mannen in gele outfits bewaken de parkoersen. Want dat hoort er nu eenmaal bij, bij de op hol geslagen mens. Helaas zonder fanfarekorps. We kunnen nu eenmaal niet alles hebben.
’t Schijnt joggen te heten. Je ergens heen spoeden waar je niet wordt verwacht. Zinlozer kan ik het mij haast niet voorstellen. Ze zijn goed bezig met zichzelf. Mij zegt dat allemaal niets.

Als alles voorbij is loop ik over de verlaten paden in het park. De ambulance is vertrokken evenals de in het geel gestoken broeders. Platgetrapte krokusbedden en samenklonterende tissues ontsieren als dank de paden na deze recreatieloop. Over het bruggetje zitten twee oude dames op een bankje angstig om zich heen te kijken. Een schommel beweegt nog langzaam na. Net als een uur geleden ligt het park er weer verlaten bij en keert de rust weer.

©Prlwytskovsky.